Aboe Raafi’ zei:

‘Aboe Loe-loe-ah was een slaaf van al-Moeghierah.
Hij was behendig in het maken van korenmolens.
Al-Moeghierah eiste elke dag vier geldstukken van hem.

Toen Aboe Loe-loe-ah ‘Oemar tegenkwam, zei hij tegen hem: ‘O Leider der Gelovigen! Al-Moeghierah heeft mij zwaar belast. Spreek dus met hem.’
‘Oemar antwoordde: ‘Wees goed voor jouw meester’, terwijl hij de intentie had om met al-Moeghierah te spreken over hem.

Aboe Loe-loe-ah werd boos en zei: ‘Zijn rechtvaardigheid strekt zich uit over alle mensen, behalve mij!’
Daarop nam hij zich voor om ‘Oemar te doden.
Hij nam een dolk en hij sleep en vergiftigde deze.

Op een ochtend kwam Aboe Loe-loe-ah naar het gebed en ging hij achter ‘Oemar in de rij staan.
Daarop stak hij hem in zijn schouder en zijn zij, waarna ‘Oemar neerviel.
Daarna stak hij dertien anderen neer, van wie er zes overleden.
‘Oemar werd naar zijn gezin gedragen, terwijl Ibn ‘Awf de mensen in gebed leidde met de twee kortste hoofdstukken.

Daarna ging men naar ‘Oemar en gaf men hem melk te drinken, waarop deze uit zijn wond vloeide.
Men zei: ‘Het gaat goed met jou.’
‘Oemar antwoordde: ‘Als de dood een goede zaak is, dan zij het zo.’

De mensen begonnen hem te prijzen en te zeggen: ‘Jij was zus en zo.’
Maar ‘Oemar antwoordde: ‘Bij Allah! Ik wens dat ik deze wereld verlaat zonder winst of verlies en dat ik het gezelschap van de Boodschapper van Allah ﷺ behoud.’

Ibn ‘Abbaas prees hem, waarop ‘Oemar zei:
‘Als ik de hele wereld aan goud zou bezitten, dan zou ik mijzelf daarmee vrijkopen van de verschrikkingen die mij te wachten staan!’

‘Abdoellaah ibn ‘Abbaas zei:

‘Aboe Loe-loe-ah was een vuuraanbidder.’

Siyar al-Khoelafaa- ar-Raashidien van Imam adh-Dhahabie