De Profeet Mohammed ﷺ was een uitermate bescheiden persoon. Gedurende zijn hele leven leefde hij bescheiden en nooit schepte hij op over zijn sociale of politieke status, noch vóór zijn successen in Medina noch erna. Zowel in Mekka, als Profeet en handelsman, als in Medina, als Profeet en staatshoofd, leidde hij een simpel en nederig leven. De verandering in zijn sociale status van een handelsman in Mekka naar het staatshoofd in Medina bracht geen enkele verandering in zijn eenvoudige leven.

‘Abdoellaah ibn Abie Awfaa zei: ‘De Boodschapper van Allah ﷺ was niet te trots om met de weduwen en de behoeftigen mee te gaan en hen in hun behoeften te voorzien.’
(Sahieh Soenan an-Nasaa-ie, 1413)

Anas ibn Maalik zei: ‘Elk van de slavenmeisjes van Medina kon de hand van de Boodschapper van Allah ﷺ nemen en hem brengen waarheen zij wilde.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 6072)

Anas ibn Maalik zei: ‘Een vrouw die geestelijk niet helemaal in orde was, zei tegen de Boodschapper van Allah ﷺ: ‘O Boodschapper van Allah! Ik wil dat jij mij een dienst bewijst.’ Daarop zei de Boodschapper van Allah ﷺ: ‘O moeder van die en die, kijk maar waar jij mij wilt spreken, zodat ik in jouw behoefte zal voorzien.’ Daarna ging hij met haar in één van de straten staan, totdat zij voldaan was.’
(Sahieh Moeslim, 2326)

Wanneer de Profeet ﷺ langs een groep kinderen kwam, begroette hij hen en hij lachte naar hen. Thaabit al-Boenaanie zei: ‘Anas ibn Maalik liep langs een groep kinderen, waarop hij hen begroette en zei: ‘De Profeet ﷺ had de gewoonte dit te doen.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 6247; Sahieh Moeslim, 2168)

‘Adiyy ibn Haatim zei: ‘Toen ik bij de Profeet ﷺ naar binnen ging, gaf hij mij een kussen en hij ging zelf op de grond zitten. Daarop zei ik: ‘Ik getuig dat jij niet hoogmoedig wenst te zijn op aarde of verderf wilt zaaien’ en ik nam de Islam aan.’
(Kanz al-‘Oemmaal, 25765)

‘Aaishah zei: ‘Ik zei tegen de Boodschapper van Allah ﷺ: ‘O Boodschapper van Allah, moge Allah mij voor jou opofferen. Eet leunend, want dat is makkelijker voor jou.’ Daarop liet hij zijn hoofd zakken, totdat zijn voorhoofd bijna de grond raakte en hij zei: ‘Neen, ik eet echter als een slaaf en ik zit als een slaaf.’
(Silsilat al-Ahaadieth as-Sahiehah, 544)

Ismaa’iel ibn Mohammed al-‘Adjloenie zei: ‘De Boodschapper van Allah ﷺ wilde eens een taak verrichten, maar de Metgezellen zeiden: ‘Wij zullen jou daarin volstaan, o Boodschapper van Allah.’ Daarop zei de Boodschapper van Allah ﷺ tegen hen: ‘Ik weet dat jullie mij graag willen volstaan, maar ik heb er een hekel aan om mijzelf van jullie te onderscheiden. En Allah heeft er ongetwijfeld een hekel aan om te zien dat Zijn dienaar zich van zijn metgezellen onderscheidt.’
(Kashf al-Khafaa-, 765)

Ondanks het feit dat Mohammed ﷺ de Boodschapper van Allah en het staatshoofd was, hielp hij de mensen vrolijk mee in het werk. ‘Oerwah ibn az-Zoebayr zei: ‘De Boodschapper van Allah ﷺ hielp tijdens het bouwen van de moskee in het dragen van de stenen en hij zei tijdens het werk: ‘Deze vracht is niet zoals de vracht van Khaybar. Deze vracht is beter, blijvender en reiner bij onze Heer.’ Ook zei hij: ‘O Allah, de ware beloning is de beloning van het Hiernamaals. Wees daarom genadig voor de Helpers en de Emigranten.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 3906)

Al-Baraa- zei: ‘De Profeet ﷺ droeg zand op de Dag van de Greppel (en hij hielp mee in het graven van de greppel), totdat zijn buik bedekt was met zand. Hij zei (tijdens het werk): ‘Bij Allah, zonder Allah zouden wij niet geleid zijn. En wij zouden geen liefdadigheid geven en wij zouden niet bidden. Laat daarom de rust op ons neerdalen. En maak de voeten standvastig als wij de vijand ontmoeten. Zeker, zij zijn degenen die ons onrecht aandoen. Als zij ons willen beproeven, dan verwerpen wij dit.’ En hij verhief dan zijn stem: ‘Dan verwerpen wij dit, dan verwerpen wij dit.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 4104; Sahieh Moeslim, 1803)

Aboe Hoerayrah zei: ‘De Profeet ﷺ zei: ‘Allah heeft geen Profeet gestuurd die geen schapen heeft gehoed.’ Daarop vroegen zijn Metgezellen hem: ‘Jij ook?’ Hij antwoordde: ‘Jazeker, ik hoedde schapen voor de mensen van Mekka in ruil voor wat geldstukken.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 2262)

Sahl ibn Hoenayf zei: ‘De Boodschapper van Allah ﷺ had de gewoonte om naar de zwakkeren onder de moslims te gaan, hun zieken te bezoeken en hun begrafenissen bij te wonen.’
(Sahieh al-Djaami’, 4877)

Anas ibn Maalik zei: ‘De Boodschapper van Allah ﷺ liet mensen achter zich plaatsnemen op zijn rijdier, hij plaatste zijn voedsel op de grond, hij ging in op de uitnodiging van een slaaf en hij reed op een ezel.’
(Sahieh al-Djaami’, 4945)

Anas ibn Maalik zei: ‘De Boodschapper van Allah ﷺ had de gewoonte om op de grond te zitten en op de grond te eten… Wanneer hij door een slaaf werd uitgenodigd tot het eten van niets anders dan tarwebrood, dan ging hij hier op in.’
(Sahieh al-Djaami’, 4915)

Anas ibn Maalik zei: ‘Er was niemand van wie de Metgezellen meer hielden dan de Boodschapper van Allah ﷺ. Toch stonden zij niet voor hem op wanneer zij hem zagen, omdat zij wisten dat hij hier een hekel aan had.’
(Moekhtasar ash-Shamaail, 289)

Dit toont ons wederom zijn buitengewone nederigheid, aangezien hij er niet van hield dat de mensen voor hem opstonden zoals zij opstaan voor de koningen en heersers.
De Profeet ﷺ stelde zich ten dienste van zijn gezin. Hij verstelde zijn eigen kleding. Hij repareerde zijn sandalen. Hij bezemde zijn huis. Hij melkte zijn geit.

Al-Aswad zei: ‘Ik vroeg ‘Aaishah: ‘Wat deed de Profeet ﷺ gewoonlijk in zijn huis?’ Zij antwoordde: ‘Hij had de gewoonte zijn gezin te bedienen. Wanneer het gebed aanbrak, vertrok hij naar het gebed.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 6039)

De Profeet ﷺ deelde zijn voedsel en hij at samen met de armen en de slaven. Hij bezocht de zieken, zelfs de allerarmsten, in hun huizen. Hij zat samen met de armen en de behoeftigen, op zo een manier dat niemand hem kon herkennen. Wanneer hij zich naar een samenkomst begaf, ging hij zitten waar hij maar een plaats kon vinden.

‘Oethmaan ibn ‘Affaan zei: ‘Bij Allah! Wij hebben de Boodschapper van Allah ﷺ vergezeld tijdens zijn reizen en tijdens zijn verblijven. Hij had de gewoonte om onze zieken te bezoeken, onze begrafenisstoeten te volgen, met ons deel te nemen aan de strijd en ons te steunen met alles wat hij bezat, of dit nu veel of weinig was.’
(Moesnad Ahmed, 504. Ahmed Shaakir en Shoe’ayb al-Arnaoet zeiden: ‘Haar overleveringsketen is goed.’)

Zieke kindjes

De Profeet ﷺ was zo nederig dat hij er zelfs niet van hield om aangesproken te worden met normale eerbiedige titels

Anas ibn Maalik zei: ‘Een man zei tegen de Boodschapper van Allah ﷺ: ‘O Mohammed! O meester van ons en zoon van de meester van ons! O beste van ons en zoon van de beste van ons!’ Daarop zei de Boodschapper van Allah ﷺ: ‘O mensen, houd jullie aan godsbesef en laat de Satan jullie niet misleiden. Ik ben Mohammed ibn ‘Abdillaah, de dienaar en Boodschapper van Allah. Bij Allah, ik houd er niet van dat jullie mij verheffen boven de positie die Allah mij heeft gegeven.’
(Silsilat al-Ahaadieth as-Sahiehah, 1097)

‘Abdoellaah ibn al-Hasan ibn ash-Shoekhayr zei: ‘Ik ging met de delegatie van Banoe ‘Aamir op weg naar de Boodschapper van Allah ﷺ. Toen wij bij hem aankwamen, zeiden wij tegen hem: ‘U bent onze meester.’ Daarop zei de Boodschapper van Allah ﷺ: ‘De Meester is Allah.’ Wij zeiden: ‘En de meest voortreffelijke en meest formidabele onder ons.’ Daarop zei de Boodschapper van Allah ﷺ: ‘Zeg wat jullie willen zeggen of een deel daarvan, maar laat de Satan jullie niet misleiden.’
(Sahieh Soenan Abie Daawoed, 4806)

Anas ibn Maalik zei: ‘Een man kwam bij de Boodschapper van Allah ﷺ en hij zei tegen hem: ‘O beste der schepping.’ Daarop zei de Boodschapper van Allah ﷺ: ‘Dat is Ibraahiem (Abraham ﷺ).’
(Sahieh Moeslim, 2369)

‘Oemar ibn al-Khattaab vertelde dat hij de Profeet ﷺ hoorde zeggen: ‘Overdrijf niet in het prijzen van mij zoals de christenen overdrijven in het prijzen van de zoon van Maryam (Maria). Ik ben maar een dienaar, zeg dus: de dienaar en Boodschapper van Allah.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 3445)

Toen de Profeet ﷺ Mekka als veroveraar binnenging, was hij niet trots of hoogmoedig zoals een wereldse veroveraar. Een uitdrukking van nederigheid en zachtaardigheid was van zijn gezicht te lezen. Hij liet zijn hoofd zakken in nederigheid, totdat hij het zadel van zijn kameel raakte.

Aboe Mas’oed zei: ‘Een man kwam bij de Boodschapper van Allah ﷺ en hij ging voor hem staan. Plotseling begon hij te trillen (uit ontzag voor de Boodschapper van Allah ﷺ). Daarop zei de Boodschapper van Allah ﷺ tegen hem: ‘Wees gerust, want ik ben geen koning. Ik ben maar de zoon van een Qoerashitische vrouw die gedroogd vlees at.’
(Silsilat al-Ahaadieth as-Sahiehah, 1876)

‘Aaishah zei: ‘De Boodschapper van Allah ﷺ zei: ‘O ‘Aaishah, als ik het had gewild, zouden er bergen van goud met mij gaan. Een Engel, wiens middel tot aan het dak van de Ka’bah komt, kwam bij mij en hij zei: ‘Jouw Heer begroet jou met de vredegroet en Hij stelt jou voor de keuze om een Profeet en dienaar of een Profeet en koning te zijn.’ Ik keek naar Djibriel (de aartsengel Gabriël), die naar mij gebaarde dat ik nederig moest zijn. Dus zei ik: ‘Ik wens een Profeet en dienaar te zijn.’
(Mishkaat al-Masaabieh, 5835, 5836)

Anas ibn Maalik zei: ‘De Boodschapper van Allah ﷺ zei: ‘O Allah, laat mij leven in nederigheid en behoeftigheid. Laat mij sterven in nederigheid en behoeftigheid. Verzamel mij op de Dag der Opstanding in de groep van de nederigen en behoeftigen.’ Daarop vroeg ‘Aaishah: ‘Waarom, o Boodschapper van Allah?’ Hij antwoordde: ‘Zij gaan veertig jaar vóór de rijken het Paradijs binnen. O ‘Aaishah, wijs de behoeftige niet af, al geef je hem maar een halve dadel. O ‘Aaishah, houd van de behoeftigen en breng hen dicht bij je, dan zal Allah jou op de Dag der Opstanding ongetwijfeld dicht bij Zich brengen.’
(Sahieh Soenan at-Tirmidhie, 2352)

Verder zei de Profeet ﷺ:

‘Allah openbaarde het volgende aan mij: ‘Wees nederig, zodat niemand zich boven de ander verheft en niemand de ander onrecht aandoet.’
(Sahieh Moeslim, 2865)

‘Er is niemand die nederig is omwille van Allah, zonder dat Allah hem in rang zal verheffen.’
(Sahieh Moeslim, 2588)

Mohammed ﷺ leefde altijd op een bescheiden wijze en hij onderwees zijn volgelingen hetzelfde te doen. Hij leidde het leven van een normaal en eenvoudig mens en hij toonde de mensheid door middel van zijn perfecte voorbeeld hoe te leven in nederigheid.